antwoord: Drank
aanwezig: drank (werkwoord)
voorbeeld: overdag drink ik veel water.
eenvoudig verleden: drank (werkwoord)
voorbeeld: Ik heb vandaag overdag veel water gedronken.
voltooid deelwoord: dronken (werkwoord)
voorbeeld: Ik heb de afgelopen week veel water gedronken.
“dronken” is ook een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord.
dronken (zelfstandig naamwoord): iemand die gewoonlijk drinkt, vaak overmatig
Synoniemen: dronkaard, alcoholist
andere vormen als zelfstandig naamwoord: dronkaards (meervoud)
voorbeeld: Je bent een dronkaard, Fred. Je vrienden zijn ook dronkaards. Ieder van jullie is een hete, hete puinhoop.
dronken (bijvoeglijk naamwoord): iemand wiens gedrag wordt beïnvloed door de hoeveelheid alcohol die wordt geconsumeerd
andere vormen: dronken (adj.), dronkenschap (adj.), dronkenschap (adj.)
voorbeeld: dronken mensen zijn nooit leuk als je te maken krijgt met hun dronken gedrag op het werk. Neem Fred bijvoorbeeld. Hij zwierf dronken een conferentiezaal binnen en maakte een prachtige tentoonstelling van zijn dronkenschap aan zijn collega ‘ s door te zingen “Happy Birthday, Bailey!”Hij ging terug naar zijn fles Bailey’ s Irish cream.
hoewel meer dan u vroeg, hoop ik dat dit helpt. Even terzijde, arme Fred.